Als ondernemer ben ik gefascineerd door nieuwe ziens- en benaderingswijzen. En in het verlengde daarvan altijd op zoek naar nóg slimmere oplossingen voor terugkerende of hardnekkige problemen. Vaak genoeg heb ik mensen ontmoet, die hun best doen mij te imponeren met allerlei inzichten die ze recentelijk dan wel door de jaren heen hebben opgedaan. Al of niet met in hun achterhoofd de ambitie om met mij of voor mij te werken. Vaak merk ik in zulke gevallen dat ik moeite heb mijn aandacht erbij te houden. En moet ik bekennen dat het me niet zoveel kan schelen wat iemands standpunt inzake gelijkheid, racisme, fatsoen, kapitalisme, netneutraliteit, Europa of een andere prangende kwestie precies is. Kortom, wat iemand denkt of juist acht, interesseert me vaak maar matig.
Wat me des te meer bezighoudt, is hoe iemand denkt.
Simpel voorbeeld. Wanneer je als softwarebouwer een opdracht krijgt, is het logisch dat je in overleg treedt met de opdrachtgever over de eisen aan de nieuwe software. En over de manier waarop de opdrachtgever wil dat de software werkt, op mobiel, in de Cloud, etc. Dat klinkt allemaal redelijk en logisch, maar wat ik als ondernemer eigenlijk wil is dat mijn werknemer die na zo’n overleg in de auto stapt, met zijn hand op het stuur slaat, in lachen uitbarst en denkt: ‘Wat ben ik nou wérkelijk te weten gekomen over de software die we moeten gaan bouwen? En wat is het wérkelijke probleem dat ermee opgelost dient te worden?’ In het ideale geval durft deze werknemer zijn eigen vraag als volgt te beantwoorden: ‘Niks!!!’ De kans dat hij of zij vervolgens betere kennisbronnen aanboort, op de stoel van de opdrachtgever gaat zitten – uit frustratie of betweterigheid, doet er niet toe – en de opdracht beter zal gaan uitvoeren ondanks de instructies van de klant, is bij mijn werknemers levensgroot. Werknemers die succesvolle software bouwen ondanks de klant, niet dankzij, dat zijn werknemers die echt zorgen voor innovatie.
In het huidige onderwijs zie ik dat deze (gewaagde) manier van nadenken veel te weinig aan bod komt. Studenten worden niet zelden in groepjes gestopt en gaan vervolgens in gezamenlijkheid de kortste weg zoeken naar de gestelde eisen. Conformisme en pragmatisme vieren hoogtij. Wij zien dit keer op keer als we stagiaires en starters met briljante en originele geesten aan ons bedrijf proberen te binden. Ook de Nederlandse economie mist kansen, doordat veel bedrijven en organisaties dit soort non-conformisme niet zomaar accepteren. Radicale dwarsdenkers zouden daarentegen op een voetstuk moeten worden geplaatst, en niet stilletjes worden weggemoffeld.
Een innovatief brein knettert de pan uit! Wanneer knettert ons onderwijs nu eens volwaardig mee in het afleveren van echte dwarsdenkers?